Mijnheer Vyverman,
In oktober 2001 zaten we tegenover mekaar aan de onderhandelingstafel. Jij overlater, ik accountant van mijn klant-overnemer. Na een goede discussie, streng maar rechtvaardig, gaf je mij een hand met de woorden “de volgende keer wil ik dat je naast mij zit in plaats van tegenover mij”. Je zei me dat je mij zou terugbellen, in december.
Op 1 december ging de telefoon. Een man van z’n afspraken. Toen, daarna, altijd.
Vanaf dan was ik jouw accountant. 23 jaar lang.
In die aanvangsjaren zat ik elke woensdag op kantoor in Erpe-Mere. Een bureau, PC, printer, alles wat ik nodig had was klaargemaakt voor mij. Je zei me dat ik via de bediende elke week dan ook maar een broodje of een lunch moest bestellen en laten leveren. Het was een evidentie voor jou om te ‘zorgen’ voor jouw medewerkers. Inclusief middaglunch dus. Ik heb echter geen enkele keer mijn broodje laten betalen door jou of de firma. Wou ik niet.
Toen ik twee jaar later vertelde dat mijn toenmalige echtgenote mij verlaten had, zei je me, letterlijk, want de woorden zitten in m’n geheugen gegrift:
“Ik zeg je twee zaken:
1/ Als je iets moet hebben, moet je het me vragen. Als je het niet vraagt, kan ik het niet weten.
En 2/ Blijf van de drank.”
Er was geen enkele aanleiding dat ik “in de drank zou vliegen”, maar het was jouw levenservaring die je me meegaf, en het maakte zo’n indruk op me.
Je hebt me dan ook financieel “geholpen”, iets dat ik nooit zal vergeten.
Twaalf jaar later hertrouwde ik en kwam je naar de receptie, samen met Christiane. Mijn vrouw was zó blij dat je er was. Eindelijk maakte ze kennis met die man waar ik altijd zo vol bewondering over vertelde, waar ik zo naar opkeek. Maar je verdween erna even geruisloos van het feest. Het was ons feest, niet het jouwe.
Vorige zomer zaten we nog samen in de tuin bij en met Caroline en Sigrid, twee ex-werkneemsters van je, die jou – zo’n 20 jaar na hun tewerkstelling – nog eens uitnodigden.
Ook zij gebruiken de woorden “mentor”, “de meest gedistingeerde man die ik ken” en “tonnen respect” als ze het over jou hebben.
En jij, je genoot er zo van die namiddag. Vertelde honderduit. Tot je terug naar huis reed. In je eigen wagen, uiteraard. “Zo oud ben ik nu ook nog niet hoor, dat ik dat niet meer zou kunnen.”
Twee weken geleden hadden we mekaar nog aan de telefoon. We zouden “begin december” nog eens afspreken, nog eens samenkomen om alle lopende puntjes te regelen vóór het einde van het jaar. “Begin december”, zoals 23 jaar geleden. Wist ik veel dat het zou eindigen zoals het destijds begonnen was…
Mijnheer Vyverman, Erik. Ik gebruikte allicht maar een handvol keer jouw voornaam. Mijnheer paste zoveel beter bij hoe ik jou zag: een leermeester, een mentor, een voorbeeld, een echte meneer.
Ik werd door jou nog meer ondernemer. Leerde van jou om altijd één stap verder te denken. Mede door jou is “eerlijkheid” ook één van de drie kernwaarden in mijn onderneming (én in mijn leven). Geen enkele keer maakte jij een uitzondering op het gelijk bedelen van jouw kinderen en kleinkinderen. Zo zal ik het ook doen. Door jou.
Ondanks jouw leeftijd – maar je ging toch 100 worden? – is het wat onwezenlijk dat ik nu, ineens, nooit meer naar de Honegemstraat in Erpe-Mere zal rijden. Nooit meer zo voldaan en “rijk” zal terugrijden.
Ook ik wou doorgaan tot jouw honderdste.
Maar dank Mijnheer Vyverman voor die 23 jaar.
Heel veel dank.
Ik ga je missen.
Dirk